Resultaten verkenningsopdracht ‘Ruimte voor de energietransitie’ beschikbaar

Energie en ruimte zijn nauw met elkaar verbonden. Om de energietransitie te versnellen, moeten we ook onze bebouwde omgeving versneld transformeren, onder meer door een aanpak op schaal van de wijk. In een verkennende studie schetsen 3E en Architecture Workroom Brussels hoe we het idee van Energiewijken kunnen operationaliseren en inbedden in een breder beleids- en leertraject.

Om de klimaatdoelstellingen te halen, zijn grotere en versnelde inspanningen nodig dan wat vandaag reeds wordt ondernomen door de overheid, bedrijven en burgers. In het publieke en politieke debat wordt nog te weinig erkend dat de klimaat- en energieopgave ook en bovenal een ruimtelijke opgave is. Het gaat dan onder meer over de reconversie van ons bestaande bebouwde weefsel, met zijn versnipperde eigendomsstructuren. Dit verband tussen energie en ruimte onderzochten we al eerder in ‘Energielandschap Vlaanderen’, ‘Atelier Diepe Geothermie’, ‘Lage Landen 2020-2100’ en ‘Verkennend Onderzoek Klimaatwijken’.

Deze onderzoeken toonden al aan dat de energetische transformatie van onze bebouwde omgeving een aanpak vergt op grotere schaal: de focus mag niet enkel liggen op de transformatie van de individuele woning, maar ook op een aanpak op wijkniveau. Om de energietransitie en de kwaliteitsvolle verdichting van het woonweefsel te vertalen naar concrete, collectieve renovatie- en vernieuwingsprojecten op bouwblok- of wijkniveau, lanceerden we het concept Energiewijken. Het (ver)bouwen aan Energiewijken is enerzijds een manier om de energietransitie op te delen in behapbare opgaven op wijkniveau, anderzijds hebben we nood aan schaalvergroting en professionalisering om de reconversie van ons patrimonium op het niveau van het bouwblok of de wijk aan te pakken.

Vanuit LABO RUIMTE, het samenwerkingsverband tussen het Team Vlaams Bouwmeester en het Departement Omgeving, hebben we de ambitie om een reeks Pilootprojecten Energiewijken te ondersteunen waarin een reconversie-aanpak op wijkniveau concreet wordt getest, en die model kunnen staan voor de toekomstige transformatie van andere wijken.

Op dit moment gaapt er echter een grote kloof tussen de vaak ambitieuze visies inzake energietransitie, en de operationele doelstellingen en acties op het terrein. Met deze verkenningsopdracht ‘Ruimte voor de Energietransitie’ wilden we beter in kaart brengen hoe we het idee van Energiewijken kunnen operationaliseren. We vroegen aan 3E en Architecture Workroom Brussels om – aan de hand van een reeks workshops met mogelijke cases voor Energiewijken – het kader voor de opstart van Pilootprojecten Energiewijken verder te concretiseren. Het voorliggende rapport is het resultaat van die opdracht en schetst ook het bredere kader van het beleids- en leertraject dat nodig is om de opschaling en reproduceerbaarheid van Pilootprojecten te garanderen.

Uit de gesprekken met diverse stakeholders die reeds aan de slag zijn in energieprojecten, blijkt dat er in lopende pilots en projecten vooral op vlak van technologische en organisatorische opgaven reeds successen geboekt worden, maar dat de integrale en inclusieve aanpak voor de transitie van een wijk een taai vraagstuk blijft. De participatiegraad in collectieve renovatieprojecten ligt vaak nog te laag, de betaalbaarheid voor kwetsbare groepen blijft een probleem en energie als ruimtelijke opgave zou nog beter ingebed moeten worden in stadsvernieuwing. Bovendien moet er ook meer diversiteit komen in energie-aanpak naargelang van de ruimtelijke context. Zowel de potenties voor energiebesparing als die voor hernieuwbare energieproductie zijn immers afhankelijk van de plek. 

De onderzoekers identificeren verschillende schaalniveaus en werkvelden waar op ingezet moet worden:

  • Het opzetten van een test-platform voor Energiewijken pilots, waarbij de condities gecreëerd worden voor een diepgaandere en integrale energietransitie op wijkschaal, en waaruit lessen getrokken worden voor een latere vermenigvuldiging van energietransitie-projecten.
  • De ontwikkeling van warmtezoneringskaarten op gemeentelijk niveau om Energiewijken en -projecten richting te geven. Warmte maakt immers een groot deel uit van ons energiegebruik, maar niet elke techniek is op elke plek pertinent en efficiënt.
  • De ontwikkeling van energieregio’s – naar het voorbeeld van de vervoerregio’s – omdat de kloof tussen gewestelijke energiedoelstellingen en lokale projecten erg groot is. De gewestelijke taakstelling kunnen we vertalen naar sub-regio's, naargelang van hun energievraag, de potentie voor hernieuwbare energie en hun specifieke ruimtelijke organisatie. Generieke Vlaamse doelen worden zo opgebroken in aangepaste regionale energie-doelen en -strategieën die als stimulerend en bindend kader functioneren voor lokale projecten en initiatieven.
  • Ten slotte is een helder beleidskader Ruimte & Energie met duidelijke doelstellingen onontbeerlijk om de energietransitie te doen slagen. Alleen met een robuuste langetermijnvisie en een stappenplan met bindende tussenstappen ontstaat een klimaat waarbinnen de nodige samenwerkingen, investeringen en projecten geactiveerd en gerealiseerd worden.