‘Het is naïef om te denken dat we allemaal in een toren moeten kruipen’ Een interview met Erik Wieërs naar aanleiding van de presentatie van zijn ambitienota als Vlaams Bouwmeester

Datum: 24 april 2021
Bron: De Standaard
Auteur: Geert Sels
Foto's: Jimmy Kets

Er wachten ons gigantische uitdagingen, erkent Vlaams Bouw­meester Erik Wieërs, maar die hoeven ons niet te verlammen. ‘Als we het individuele woonideaal opgeven, liggen er veel kansen om betaalbaarder en socialer te wonen.’

Netjes op tijd heeft Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs (57) zijn huiswerk afgeleverd: vrijdag maakte hij in zijn ambitienota zijn visie voor de komende jaren ­wereldkundig. Het is een helder en bedachtzaam werkstuk, niet toevallig heeft de architect ook filosofie gestudeerd. Nadat zijn voorganger als een tornado door volgebouwd Vlaanderen is gestormd en de polemiek heeft gezocht, is Wieërs meer uit op ontmoeting en verbinding. ‘Met een oppositie tussen de stad en het platteland gaan we er niet ­komen’, zegt hij.

De toon die hij aanslaat, is veeleer verzoenend. Zo is Wieërs niet te beroerd om te erkennen dat de vrijstaande woning best wel bijzondere troeven heeft. Bij de inmiddels zowat heilig verklaarde stad geeft hij toe dat niet alle open ruimte er zo’n voltreffer is. Met empathie spreekt hij over de bewoner van de villa uit de jaren 60 die in de rats zit met de energienormen. In plaats van hem te trakteren op een sloophamer, zit hij te dubben hoe we onze ruimtelijke wanorde kunnen herstellen.

Volgens hem biedt een collectieve aanpak de beste garanties voor de toekomst. Voor iemand die niet zoveel heil verwacht van economisch aangestuurde modellen, neemt hij toch verrassend vaak het woord ‘winst’ in de mond. Maar dan in de betekenis van ‘beter dan het voordien was’.

Bent u de aquarellist onder de Bouwmeesters? U stelt dat we de ruimtelijke ordening te veel vanuit het ­bouwen hebben bekeken en stelt het omgekeerde voor: denken vanuit de open plekken. Zoals een aquarel ­witruimte uitspaart.

‘Ik pleit inderdaad voor een ommekeer. Als je de leegte definieert als de overschot waar nog niets gebouwd is, dan doe je niet meer dan die ruimte wat inrichten. Dat doe je dan in het beste geval zo groen mogelijk. Maar dat is niet genoeg. Eigenlijk is denken vanuit de open plekken niet zo nieuw. Urbanisten en ontwerpers doen dat al als ze in een dichte context gaan bouwen. Dan vertrekken ze vanuit de leegte. Je kunt uitgaan van een dambordpatroon, waarin alle witte vlakken leeg zijn en alle zwarten vlakken vol. Het scheelt nogal als je voor diezelfde oppervlakte uitgaat van volgebouwde zwarte randen waarbinnen alles leeg is. De barokstad is daar een goed voorbeeld van. De gebouwen staan rond de pleinen als de wanden van een kamer.’

... (Lees verder op de website van De Standaard)

Misschien wordt het zo duur om de woningen in afgelegen gebieden te verwarmen en te isoleren, dat het beter loont om in de kernen te gaan wonen.Erik Wieërs