Team 3 : Wonen in een collectief landschap

Bovenbouw architectuur
Labo S (Universiteit Gent)
Labo A (Universiteit Gent)

De afgelopen eeuw is het wonen in Vlaanderen langzaam van het landschap losgeweekt. Het verband tussen wonen en landschap is vandaag meestal anekdotisch of parasitair — vaak zelfs de beide tegelijkertijd. Het Vlaamse territorium kent op vele plekken een peri-urbaan karakter. Het zijn omgevingen waar de stad nabij is, waar de verstedelijkingsdruk hoog is en waar grote delen van het landbouwareaal dreigen te worden omgezet in woongebied.

Deze ontwerpstudie beoogt een nieuwe alliantie tussen het Vlaamse landschap en het wonen in dat landschap. Het landschap wordt daarbij niet als een abstract of technisch gegeven benaderd. Het betreft niet de open ruimte als ideale, mentale constructie, noch een of andere ecologische of hydrologische structuur. Het zijn niet de openheid en de grootschalige landschappelijke gehelen die het verstedelijkte Vlaanderen kenmerken of structureren. Het is via de zintuiglijke waarneming en het lage standpunt dat het Vlaamse landschap haar kwaliteiten en potenties onthult.

Vanuit dat lage standpunt zien we een landschap van coulissen. Net als het picturale landschap is diepte daarbij bepalender voor de belevingskwaliteit, dan de openheid of leegte. We leren dat dreven, houtkanten en hagen het Vlaamse landschap dieptewerking verlenen, maar ook een zekere structurerende robuustheid. Zo krijgen de bebouwing en het wonen een plaats in de modules waarmee het rurale landschap is opgebouwd. We bekijken en bewonen het landschap als een pittoreske compositie. De plekken waar het patroon van het landschap de bebouwing van een achtergrond en context voorziet, zoals in de kolonies van Merksplas en Wortel, zijn de pittoreske prototypes van dit robuust ‘coulissen-landschap’.

Om deze nieuwe, betekenisvolle verhouding tussen het landschap en de architectuur te construeren, laten we de module van het agrarische raster opnieuw maatvoerend zijn. In plaats van het wonen verder te laten parasiteren op de bestaande, post-rurale wegen-infrastructuur, wordt de onderliggende, agrarische module het raamwerk voor elke toekomstige ontwikkeling én voor een secundair netwerk van langzaam verkeer. Zo houdt het wonen het landschap open, raakt dat open landschap beter ontsloten, en ontstaat er een attractief alternatief voor de gesatureerde steenweg.

Het voorstel wil systemisch van aard zijn. Eerder dan een visie die haaks op de huidige woningbouwproductie staat, moet de beoogde omslag in de ontwikkeling zich op een eenvoudige, kleinschalige manier kunnen voltrekken. Daarom enten de nieuwe, alternatieve ontwikkelingen zich op de kleinschalige kavelstructuur die dit peri-urbane landschap kenmerkt. De voorgestelde collectieve woningbouwprojecten schrijven zich in de speculatieve mechaniek in. Net als veel hedendaagse vastgoedoperaties, viseert de alternatieve modellencatalogus de wat lagere dichtheden van de nevelstad. Grote verouderde villa’s, bungalows met grote tuinen, flarden vrije kavels, achtergebleven binnengebieden en in onbruik geraakte boerderijen zijn de aanknopingspunten die voor het grijpen liggen. Ze vormen het ‘laaghangend fruit’ van de tussenstad.

Zes figuren of types schetsen een alternatieve manier om met deze potenties om te gaan. Hun alternatieve logica is drieledig: (1) de alternatieve figuren beschrijven steeds een open ruimte, wiens maat een verband houdt met de agrarische kavelstructuur (cfr. Ferraris); (2) de alternatieve figuren hanteren een speculatieve logica waarbij de meerwaarde van een hogere densiteit grotendeels ingezet wordt om het aanpalende landschap op te waarderen. Daarbij staat een gewestplandieet voorop: niet meer, maar net minder rood gebied moet de uitkomst zijn van de herontwikkeling; (3) de alternatieve figuren interioriseren de ruis die het suburbane wonen loskoppelt van het landschap: private tuinen, parkings en opritten worden deel van een totaalfiguur die een waardige tegenhanger van de open ruimte is.

Alle figuren mikken op het schaalvoordeel van het collectief: compactere gebouwen met performantere parkeeroplossingen, een bredere waaier aan buitenruimtes, potenties voor duurzamer waterbeheer en efficiëntere manieren van energie-opwekking. Het systemische karakter van het voorgestelde alternatief wil stapsgewijs bijdragen aan een attractiever en performanter bewoond landschap. De agrarische dambordstructuur, die het bijproduct wordt van de nieuwe woonontwikkelingen, bouwt aan een bijkomende capaciteit van het peri-urbane weefsel. Nu de lineaire logica van de suburbane verdichting haar saturatiepunt bereikt heeft, kan een alternatieve rasterlogica overnemen. Dit dambord laat toe om stapsgewijs te verdichten en om het landschap weer met het wonen te verbinden.

Team 3 : Wonen in een collectief landschap

Langs de Vlaamse wegen zoeken steeds grootschaliger woonontwikkelingen de nabijheid van het landschap op. Maar binnen het huidige planningskader leidt meer woningbouw tot steeds minder landschap. Door de spelregels nét iets te wijzigen, kan de bestaande dynamiek meebouwen aan een nieuwe alliantie tussen wonen en landschap. Compact en collectief wonen bouwt zo mee aan een kwalitatief, collectief landschap.

Download 'Wonen in een collectief landschap'

Wonen in een collectief landschap

Team 3 PPW