Tussen de twee staatshervormingen van 1980 en 1988 (23/12/1986) stemde het Vlaams Parlement een decreet voor het integreren van kunst in overheidsgebouwen. Het decreet was in eerste instantie niet zozeer een instrument voor het – op dat moment nog onbestaande – eigen patrimonium dan wel een maatregel om een bestaande situatie bij de lokale besturen in Vlaanderen te uniformiseren. Met het evolueren van de bevoegdheden van de Vlaamse overheid en de ontwikkeling van een mature overheidsstructuur enerzijds, en de groeiende financiële autonomie van de lokale besturen ingevolge de decentralisering van de bevoegdheden anderzijds, verschoof vanaf de tweede helft van de jaren negentig de aandacht voor kunstintegratie naar het patrimonium van de Vlaamse overheid zelf.
Op initiatief van de Vlaams minister bevoegd voor de huisvesting van de Vlaamse ambtenaren sloegen de voormalige 'cel kunstintegratie', sinds 1998 in het kader van het decreet actief met de begeleiding van kunstopdrachten voor de Vlaamse administratieve gebouwen, en de Vlaams Bouwmeester in 1999 de handen in elkaar voor het uitwerken van een beleid omtrent kunst in overheidsgebouwen. Hiermee werd de kiem gelegd voor een intense wisselwerking tussen kunst en architectuur, infrastructuur en openbare ruimte op projectniveau en werd aangegeven dat de Vlaams Bouwmeester met de kunstcel een belangrijke rol kan spelen bij het ontwikkelen van een beleid inzake kunst in opdracht.
De kunstcel werd van meet af aan mee ingeschakeld om de relatie tussen kunst en architectuur te bevragen en aldus mee een langetermijnvisie te helpen uitwerken. Het begrip 'kunstintegratie' zoals opgenomen in het decreet bleek achterhaald. Voortaan werd gesproken over 'kunst in opdracht'. Eerst en vooral dienden de bijdragen van kunstenaars in de context van een architectuuropdracht een duidelijker autonoom profiel te krijgen. Analoog aan de ambities omtrent de architecturale kwaliteit werd voor kunst in opdracht het hedendaagse beeldende kunstveld als referentie genomen. Ook werd gewerkt aan een verruiming van het toepassingsgebied van het decreet, met opdrachten in het kader van publieke ruimte, infrastructuur- en landschapsprojecten. De adviesverlening breidde zich ook uit naar de lokale overheden in Vlaanderen.
Sinds 1999 heeft de werking van de kunstcel een enorme vlucht genomen en de expertise zich verder uitgebreid. Tussen 1999 en 2014 werden ongeveer 300 projecten geadviseerd en begeleid. De mandaatfunctie van de Bouwmeester en zijn horizontale, relatief autonome positie binnen de Vlaamse overheid boden een bijzondere omgeving voor reflectie en debat waarbij de grenzen van het actieterrein, zowel beleidsmatig, ruimtelijk als organisatorisch, werden afgetast. Vier mandaten van vier experten (Ulrike Lindmayr, Piet Coessens, Rolf Quaghebeur en Ronald Van de Sompel) uit het kunstveld gaven hier samen met een artistiek coördinator (Katrien Laenen) en een medewerker behoud en beheer (Ria Pacquée) invulling aan.