Laat de Boerentoren in zijn waardigheid

In De Standaard van 30 november verscheen een open brief van architect en architectuurhistoricus Francis Strauven, Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs en vier voormalige Vlaamse Bouwmeesters. Zij vragen om de Antwerpse Boerentoren als monument in zijn waardigheid te laten. 

De Boerentoren is een uitzonderlijk stuk bouwkundig erfgoed. In 1929-1932 tot stand gebracht midden in de historische stad, getuigt hij van de ambitieuze en progressieve visie van toenmalig burgemeester Frans Van Cauwelaert en het Antwerpse stadsbestuur, de opdrachtgevende bank en haar architecten. Hij werd ontworpen door Jan Vanhoenacker en Jos Smolderen, die zich al in 1922 in de Amerikaanse hoogbouw verdiepten door hun deelname aan de internationale ontwerpwedstrijd voor de Chicago Tribune Building. De 87,5 meter hoge Boerentoren was bij zijn voltooiing in 1932 het hoogste gebouw van Europa en zou dat blijven tot in de jaren 1950.

De plaats waar de toren oprijst is significant: hij markeert de overgang tussen de overwegend commerciële Meir en de middeleeuwse kernstad. Daar staat hij niet alleen symbool voor de welvaart en de dynamiek van de havenstad, hij memoreert er ook het tijdsgewricht waarin de Vlaamse economische krachten zich verenigden om zich te emanciperen ten aanzien van het Brusselse grootkapitaal. En ongeacht zijn rijzige hoogte spreekt hij de stedeling aan. Hij heeft een antropomorfe gestalte en past zich met zijn lagere zijvleugels behoedzaam in tussen de traditionele architectuur van de omgevende bouwblokken. Door dat alles is de Boerentoren een architectonisch icoon, dat in 1981 terecht als monument werd erkend en beschermd.

Dat geldt evenwel alleen voor het geheel in witte natuursteen uitgevoerde exterieur. Het interieur werd in de jaren 70 grondig verbouwd, en toen 40 jaar later tijdens renovatiewerken tal van asbestpartijen ontdekt werden, wees onderzoek uit dat het gebouw inwendig helemaal moest worden ontmanteld. Het interieur wordt momenteel tot op zijn stalen skelet gestript. Inmiddels verkocht de bank de toren aan de Antwerpse ondernemer en kunstliefhebber Fernand Huts, die er grootse plannen mee heeft.

Huts vindt de Boerentoren ‘een geweldig symbool voor Vlaanderen en de stad Antwerpen’. Hij wil het gebouw publiek toegankelijk maken en het tot een dynamisch cultuurcentrum transformeren. Daarbij rekent hij niet op enige vorm van overheidssteun. Hij claimt dat het een non-profitproject is, louter gericht op culturele meerwaarde. Om de Boerentoren af te stemmen op die nobele doelstelling organiseerde Huts begin 2022 een internationale architectuurwedstrijd, waarvoor hij tal van gerenommeerde architecten uitnodigde. In november 2022 viel zijn keuze op het project van de Joods-Amerikaanse architect Daniel Libeskind.

Schots en scheef
Libeskind startte zijn zelfstandige architectuurpraktijk pas toen hij 50 was, met de bouw van het Felix-Nussbaum-Haus in Osnabrück, een museum gewijd aan de Joodse schilder die in 1944 om het leven werd gebracht in Auschwitz. Zelf zoon van Holocaust-overlevenden, gaf Libeskind dat museum een bijzonder expressieve en zinrijke vorm. Het bestaat uit een cluster van lineaire gangen en verwrongen prisma’s die schots en scheef achter het oude neoklassieke museumgebouw liggen. Die ‘deconstructieve’ architectuur visualiseert de door de Holocaust aangerichte ontwrichting van het traditionele wereldbeeld. Dezelfde teneur spreekt uit het werk waarmee hij vervolgens wereldfaam verwierf: het Joods Museum in Berlijn, een gebouw dat de vorm heeft van een bevroren bliksemschicht. Binnen wordt de bezoeker ondergronds via drie geleidelijk stijgende routes met scherpe bochten door de dramatische geschiedenis van het Joodse volk geleid, waarin de Holocaust een cruciale plaats inneemt. Een centrale vide die door het zigzaggende parcours heen snijdt, verbeeldt de leegte die de Tweede Wereldoorlog door de vernietiging van de Joden in de westerse cultuur achterliet. Het lag in de bedoeling van de architect de herinnering aan die gruwel door zijn gebouw in het bewustzijn van de bezoekers te verankeren.

Het is dan ook verbazingwekkend dat Libeskind die confronterende, ‘deconstructieve’ architectuur vervolgens ook in andere, gewone museumprojecten toepaste. Het Royal Ontario Museum in Toronto, bijvoorbeeld, bestaat uit een agressief amalgaam van scheve, gespleten en puntige volumes, die geen enkel verband houden met wat erin wordt tentoongesteld: oude en moderne kunst, traditionele artefacten en natuurhistorie. Libeskinds oorspronkelijk zinrijke vormtaal ontaardt hier in een opzichtig, betekenisloos spektakel.

Iets dergelijks doet zich ook voor in zijn Boerentorenproject. Libeskind stelt zich er niet tevreden mee de gevraagde functies – een publiek foyer, diverse tentoonstellingszalen, horeca en appartementen – onder te brengen in het gestripte interieur. Hij wil het gebouw uitwendig updaten. Daartoe bekroont hij de toren met een enorme ‘diamant’, een schuin glazen parallellepipedum op de top van het gebouw. Die diamant telt vijf niveaus, met daarop observatieruimten waar honderden bezoekers tegelijk het panorama van Antwerpen en omgeving kunnen bekijken. Om die ruimtes vlot toegankelijk te maken richt hij naast de toren een soort verticale serre op van gestapelde tuintjes die boven het panoramablok uit priemt en plaats biedt aan de nodige liften en trappen. Zowel de ‘diamant’ als de ‘serre’ staan bewust in tegenspraak tot de klassieke ordening van de toren.

Tot in de Seefhoek
Het lijdt geen twijfel dat Huts en zijn architect daarmee een nieuwe stempel, hún stempel, willen drukken op de Antwerpse skyline. De spits van de serre steekt de toren van de kathedraal naar de kroon. De stralende ‘diamant’, die de toren overdondert, zal zowel de Groenplaats als de Meir domineren, en zal ’s nachts wellicht tot in de Seefhoek zichtbaar zijn.

Er zijn minder opzichtige manieren om hoge gebouwen van panorama’s te voorzien. De Empire State Building in New York, bijvoorbeeld, die net als de Boerentoren in 1932 voltooid werd, heeft twee observatieplatformen, het ene op de 86ste, het andere op de 102de verdieping. Die panorama’s trekken nog altijd tal van bezoekers, maar zijn van buiten af nauwelijks merkbaar. Zou Libeskind het ooit in zijn hoofd halen die iconische wolkenkrabber op te tuigen met een lichtende ‘diamant’ en een verticale ‘serre’? Dat zou hem in New York niet in dank worden afgenomen. Niemand voelt daar enige noodzaak om zo’n uniek monument te upgraden voor de 21ste eeuw – laat staan met een beeldtaal die oorspronkelijk bedoeld was als een fundamentele aanklacht tegen de Holocaust.

De Boerentoren is een iconisch gebouw, een monument dat een belangrijk moment uit de Vlaamse emancipatiegeschiedenis in herinnering brengt. Hij staat symbool voor de financiële en economische opgang van de Vlaamse ondernemerswereld anno 1929. Hij belichaamt een duurzame herinnering aan dat moment, en door zijn grotendeels authentieke vorm situeert hij dat moment in die tijd. Door zijn aan de Amerikaanse wolkenkrabbers refererende sobere art deco memoreert hij met civiele waardigheid de optimistische jaren 20 van vorige eeuw. De door Libeskind voorgestelde spectaculaire toevoegsels zouden de Boerentoren overweldigen en ridiculiseren, ja hem een andere gestalte aanmeten en zijn oorspronkelijke historische betekenis tenietdoen. Dat is volstrekt onaanvaardbaar.

Francis Strauven, Architect en architectuurhistoricus

Erik Wieërs, Vlaams Bouwmeester (2020- heden)

Leo Van Broeck, Voormalig Vlaams Bouwmeester (2016-2020)

Peter Swinnen, Voormalig Vlaams Bouwmeester (2010-2015)

Marcel Smets, Voormalig Vlaams Bouwmeester (2005-2010)

Bob Van Reeth, Voormalig Vlaams Bouwmeester (1999-2005)

Het voorstel voor de Boerentoren van Studio Libeskind met de skyline van Antwerpen

©Katoen Natie Groep, Daniel Libeskind

 

Dit opiniestuk verscheen het eerst in De Standaard op 30 november 2023.

Webpagina De Standaard

 

In dezelfde krant verscheen ook een het artikel "Alle Bouwmeesters vragen: mismeester de Boerentoren niet" van Geert Sels.

Lees het artikel van Geert Sels